Symptomen & diagnose
Het beentje os lunatum ligt centraal in het polsgewricht. De ziekte van Kienböck is een avasculaire necrose van dit os lunatum. Door een gebrekkige bloedvoorziening sterft het beentje af.
Alhoewel deze aandoening meer dan honderd jaar geleden voor het eerst werd beschreven, kennen we de juiste oorzaak niet. We veronderstellen dat zowel anatomische, biomechanische, vasculaire als traumatische factoren bijdragen tot de ontwikkeling ervan.
Hoe verloopt de ziekte van Kienböck?
Het afgestorven beentje verschrompelt stilaan, verliest zijn vorm en breekt. Dit leidt uiteindelijk tot gewrichtsslijtage met blijvende polspijn en functieverlies.
We delen deze evolutie volgens de Lichtman-classificatie in volgens vier stadia:
- Polspijn, zwelling en bewegingbeperking met nog normale radiografie.
- Sclerose (harder worden) van het os lunatum op radiografie.
- Het os lunatum zakt in mekaar en breekt in stukken.
- Slijtage van de gewrichten omheen het os lunatum
Diagnose van de ziekte van Kienböck?
In het beginstadium kunnen we de afwijking uitsluitend vaststellen met een MRI-scan. Nadien zien we de veranderingen ook duidelijk op gewone radiografie.
Behandeling
De behandeling hangt af van het specifieke stadium waarin de ziekte zich bevindt.
In een vroeg stadium laten we de pols rusten, gecombineerd met ontstekingsremmers. We volgen de evolutie goed op.
Als de pijn niet verbetert of verergert, dan overwegen we een operatie.
Operatie
Verschillende operaties zijn mogelijk. Deze gebeuren onder locoregionale of algemene anesthesie. (Voor meer informatie over de verschillende verdovingen, klik hier)
Als de kraakbeenschil omheen het os lunatum nog intact is, proberen we dit beentje te sparen. Dit kan volgens twee methodes.
- Revascularisatie
We verwijderen het dode bot uit het os lunatum en vervangen dit door een levend stukje bot met eigen bloedvoorziening. We halen dit stukje bot meestal uit de onderarm. - Inkorten van het langste bot (radius verkortingsosteotomie)
Meestal zijn bij deze ziekte de beide onderarmbeenderen ter hoogte van de pols niet van gelijke lengte. Door het langste bot in te korten (typisch de radius) verbeteren we de krachtenverdeling ter hoogte van de pols. Hierdoor ontlasten we het os lunatum. Dit voorkomt meestal een verdere inzakking van het botje.
Als de kraakbeenschil van het os lunatum beschadigd is, dan kunnen we dit botje onmogelijk redden. In dat geval blijven uitsluitend nog operaties over die de polsbeweeglijkheid aanzienlijk verminderen.
- Proximale rij resectie
Bij een proximale rij resectie verwijderen we het os lunatum samen met de botjes aan de weerszijde ervan. Dit gaat uitsluitend als er nog geen polsslijtage is opgetreden. Na de operatie verbetert de pijn en behoudt u nog gedeeltelijke polsbeweeglijkheid. - Artrodese
Bij een versleten polsgewricht, kunnen we uitsluitend nog de pols vastzetten om de pijn te verlichten. Na deze artrodese operatie kan u de pols niet langer bewegen. Het draaien van de onderarm en het bewegen van de vingers blijft wel mogelijk.
Nazorg
De specifieke nazorg verschilt van operatie tot operatie. Uw arts geeft u op maat de nodige instructies.